Hij voelde zich verantwoordelijk voor alles en iedereen. Al jaren. Eigenlijk al zijn hele leven. En met zijn gevoeligheid pikte hij ook veel op. Als ik vraag hoe het met hem is, dan komt het antwoord met een vermoeide en gepijnigde uitdrukking op zijn gezicht. Hij wankelt, zegt hij.

We besluiten om het onderzoekend zichtbaar te maken en de poppetjes komen op tafel. Eerst eentje voor zichzelf. Geen grote en geen kleine.

“Zoek eens een poppetje uit dat voor jouw last mag staan.” Hij pakt de grootste die er is. Aarzelt. Nee, het moet er toch eentje zijn die net zo groot is als zijn eigen figuurtje. En hij houdt de grote in zijn vuist.

Eén voor één komen er figuren strak rondom hem te staan. En hij weet ze te benoemen. Last. Onzekerheid. Ook even groot als hij. Werk. Kerk. Ook eentje voor zijn psychisch zieke moeder. Naast haar staat vader. En daarnaast zijn kinderen. Hij steekt boven hen allen uit. Grootmoeder komt erbij. Dicht tegen haar eigen dochter aan, overziet zij alles.

“Missen we nog iets of iemand?” Zijn vrouw komt er ook bij te staan. Zij houdt hem in balans. De kring is nu gesloten. Omvallen kan hij niet.

De grote Last houdt hij nog steeds in zijn vuist. Aan alles voel ik: die hoort erbij. “Wat maakt dat je die grote in je hand houdt?” Ik hoef niet door te vragen; de kleine last in het veld wordt vervangen door de grote variant. ‘Oordeel’ is het woord dat nu naar boven komt. Groot is zijn oordeel over zichzelf. Het houdt hem staande, ook al voelt hij zich wankelen.

We gaan staan en nemen afstand. “Dit is wat je draagt.” Hij doorvoelt het. We lopen om de tafel en krijgen een ander perspectief. Het voelt ook anders. Hier is het lichter.

Een mooi oud lied zegt: Ga niet alleen door ’t leven; die last is u te zwaar. Systemisch werken is waarnemen. Er bijstaan is waardevol. En soms geven we er woorden aan.